Geschiedenis

Het fenomeen volkstuinen ontstond in Rotterdam tijdens de recessie van de jaren 1920 -1921. Een stukje grond werd belangrijk om de magen van de kinderrijke gezinnen van werklozen en armen te vullen. In deze tijd waren de volkstuinen natuurlijk ‘nutstuinen’ met hooguit een vrij schamele schuil- en/of opberggelegenheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam het aantal volkstuinen sterk toe. Bovendien ging het gemeentebestuur ertoe over alle ongebruikte terreinen, plantsoenen en groenstroken langs de wegen vrij te geven voor de verbouw van gewassen. In 1945 was de totale grondoppervlakte van volkstuinen in de gemeente Rotterdam ruim 504 hectare. In 1970 was dat nog slechts 190 hectare. Een drukte van belang voor de winkel Van Luijk, we schrijven mei 1945. Een half jaar later zou het weer druk zijn, maar dan met volkstuinders in spe die de vtv Ons belang zouden oprichten. Wie het initiatief genomen heeft om in Hoogvliet met volkstuinen te beginnen is niet meer te achterhalen, maar op woensdagavond 3 oktober 1945, stroomde een groot aantal Hoogvlieters naar de inmiddels tot café Van Luijk verbouwde boerderij van de familie Van der Sluis. Het café zat propvol, zelfs op het biljart zaten mensen. De start was mogelijk omdat men een kavel grond van Sport en Recreatie kon pachten. Deze kavel was gelegen aan de Groene Kruisweg tussen het huidige zwembad de Papegaai en de Albert Einsteinschool. In het midden van het complex met volkstuinen was een enigszins verharde dreef en aan weerszijden waren er in totaal 100 tuinen met piketpaaltjes afgezet. Iedere tuin had een pad in het midden en naar achteren toe was de tuin in drieën verdeeld. Ieder jaar bepaalde de gemeente welk van de drie stukken grond met aardappelen mocht worden bebouwd, dit in verband met de aardappelmoeheid.

Om sterk te staan, was men aangesloten bij het Algemeen Verbond van Volkstuinverenigingen in Nederland, waarvan men iedere maand een degelijk voorlichtingsblad ‘de Amateurtuinier’ ontving. De inkoop werd gezamenlijk gedaan. Het beleid was hiërarchisch en streng. Wie teveel onkruid liet groeien, niet op tijd spitte of anderen benadeelde vloog er zonder pardon of vorm van proces af. Op zondag werd er niet op de tuinen gewerkt en eenmaal per jaar had men Jaarvergadering, dan werden de resultaten besproken, de moeilijkheden behandeld en zo nodig opgelost. De secretaris ‘deed’ zijn jaarverslag en na de pauze kwam er soms een goochelaar of werd er een toneelstukje of een voordracht door de leden opgevoerd. De heer P. Visser van de Bond kwam dan helemaal uit Amsterdam naar Hoogvliet en bleef overnachten bij Wim Boender.

Iedere ‘pachter’ moest op zijn tuin een nummerbord plaatsen en er mocht een gereedschapskist gebouwd worden die ook als zitbank gebruikt kon worden. Tuinhuisjes bestonden niet en geen enkele tuin had een naam. Wel kreeg de vereniging een naam: ‘Ons Belang’ en dat belang lag in hoofdzaak op het materiële vlak! Op zondag 1 februari 1953 was er een springvloed en hevige noordwestenwind verhinderden het water om terug naar zee te stromen. Ook Hoogvliet kreeg zijn deel van de watersnoodramp te verduren. Het grootste gedeelte van de tuinen van ‘Ons Belang’ stond blank. Toen later het water zakte vond men op het complex één van de slachtoffers van de watersnood. Voor een aantal leden was deze tragedie een reden om niet meer terug te keren op hun oude stek. In dezelfde jaren vijftig werd Hoogvliet gekozen als nieuwe woongelegenheid voor grote aantallen werknemers die betrokken zouden zijn bij de zich snel ontwikkelende industrie in het Botlekgebied. In 1951 was men al begonnen met de bouw van 928 flatwoningen in Nieuw-Engeland (de Oliebuurt, ook ‘waaier’ genoemd) en op de Oude Wal was men druk bezig met de bouw van maar liefst veertien winkels. Het was voor iedereen duidelijk ‘Ons Belang’ moest verdwijnen.

In 1960 werd de belofte gedaan dat ten oosten van de Zalmplaat een recreatiegebied gepland was waarin volkstuinen en sportvelden zouden worden ondergebracht. In 1962 kwamen landmeters op de Elftplaat een perceel uitzetten. ‘Rotter konden de Rotterdammers niet vinden’, verklaarde een wijsgerige boerenzoon, want hij wist dat de bodem bestond uit een ondergrond van drijfzand afgedekt door een laag klei van haast een halve meter dik. Kalkhoudend en humus arm, in natte tijden deeg en in droge tijden hard als beton. In het voorjaar van 1963 werd een bijeenkomst voor gegadigden voor een volkstuin georganiseerd. Groot was de verontwaardiging toen de eerste spreker uit Rotterdam niet over grondverbetering of kostprijs kwam praten, maar eventjes probeerde zo’n 60 overgeschoten tuinhuisjes van 1400 gulden per stuk te verpatsen. Een volgende begon over een recreatiepark voor wandelaars met aan weerszijden van de paden een drie meter brede voor strook die met hoog opgaande struiken beplant zou worden opdat de wandelaars niet gestoord zouden worden door het gezicht op in de klei wroetende plebejers. Dit werd de oude volkstuinders te machtig! Voorzitter Van den Engel bedankte voor de eer en veel leden verdwenen van het toneel. Het was toen, dat een vertegenwoordiger nog wel, opstond en in een gloedvolle rede de partijen verenigde, dat hijzelf voorzitter en dat de vergadering – zonder notulen – gesloten werd.

Op 22 februari 1963 bestond bestuur van ‘Ons Belang’ uit J. Gramberg (voorzitter), W.D. Boender (secretaris), J. Spruit (penningmeester) en de leden L. de Jong en J. Gierveld. Een bouwcommissie werd gevormd door: D. Sonderval, H. Smallegange en A. Kijf. Het eerste bestuur schreef een eerste vergadering uit op vrijdag 22 maart 1963 in het Jeugdgebouw aan de Achterweg. In de toelichting stond: “Na het enigszins teleurstellende verloop van de laatst gehouden ledenvergadering, waar een groot aantal vragen onbeantwoord moest blijven t.a.v. het nieuwe complex op de Elftplaat kunnen wij U thans bijeenroepen met de gegronde hoop ditmaal spijkers met koppen te slaan.” Er werden de volgende compromissen gesloten: niemand zou verplicht worden om een tuinhuisje te nemen; om te voorkomen dat er ‘kliekjes’ van de aanwezige groepen gevormd zouden worden, werden alle tuinnummers in de hoed van de voorzitter gedaan en goed door elkaar geschud en daarna viste iedere gegadigde zijn nummer uit de hoed; met de Bond Bouw Commissie werd namens de Stichting Volkstuinhuisjes Rotterdam afgesproken dat er 24 huisjes van 3 x 4 meter direct en op langere termijn, naar behoefte, om de andere tuin een huisje zou worden gebouwd (zo zou er een gevarieerd complex ontstaan waar nuts- en siertuinen elkaar over het gehele complex zouden afwisselen); de later te verwachten luxe ‘bungalows’ konden dan ook geen wijk apart vormen; en ieder die een tuinnummer had getrokken waar al of niet volgens wens een huisje zou komen mocht, alleen op die avond, zijn nummer ruilen. Ondanks deze toch wel bevredigende oplossing bleven er 40 tuinen onverhuurd en melden zich slechts elf gegadigden voor een huisje.

De eerste ‘kolonisten’ keken naar een kale moddervlakte die reikte tot aan de dijk achter het Wiel. Westelijk lag een kale rivierdijk waarlangs een boerderij met een arbeidershuisje en een oude perenboom. In het noorden, in de verte, waren de wijken Westpunt en Meeuwenplaat in aanbouw met dichterbij het rode pannendak van de boerderij van Timmers (ongeveer waar nu metrostation Zalmplaat is). Eén van de eerste dingen die gereed waren was een betegelde fietsenstalling die voor de tuinen vanaf nummer 100 t/m 108 zodanig was aangelegd dat de leden van die tuinen op drukke dagen tussen en over de fietsen heen moesten klimmen om hun akkertjes te bewerken. En er was een primitieve waterleiding aangelegd.
Jawel, parkeer je Opel maar op het terrein… Eenvoudige huisjes sierden het complex. Met bonenstaken op de achtergrond bewerken de mannen de grond voor het stuk grond waar het eerste verenigingsgebouw zou komen, de betonbekisting en -wapening ligt er al.

Op 17 maart 1965 wordt de volgende brief aan het bestuur van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders verzonden (waarvan we sinds 1958 lid zijn):

Geacht bestuur,

In de afgelopen weken zijn er bij ons op het complex, waterafvoerbakken geplaatst onder de aftappunten. Daarmede is zo ongeveer wel de laatste hand gelegd aan de werkzaamheden, die van gemeentelijke zijde op ons complex zouden worden verricht. De groenstroken zijn ingeplant; de paden zijn afgewerkt en nu tenslotte dus ook de water-afvoeren. Wij verheugen ons bijzonder dat dit alles nu zijn beslag heeft gekregen. Wij zouden het dan ook bijzonder op prijs stellen, wanneer U op de eerstvolgende werk-bespreking ten stadhuize, onze warme dank zoudt willen overbrengen aan de gemeentelijke autoriteiten en hun afdelingen, voor al hetgeen er van gemeentewege op ons complex is verricht. Het behoeft geen betoog dat zowel leden als bestuur hier zéér gelukkig mee zijn. We zullen ons uiterste best doen, alles in goede staat te houden en te onderhouden.

Nogmaals, voor alle goede zorgen, onze hartelijke dank.

Hoogachtend,
v.t.v. Ons Belang

De tuinders waren blij met hun tuin, en zij tuinden voort… met plezier, tot op de dag van vandaag!

Bron: ‘Ons Belang’, een verhaal over volkstuinen in Hoogvliet ter gelegenheid van 40 jaar V.T.V. ‘Ons Belang’, Hoogvliet september 1985, door B. Beeke (tuin 196 ‘De Uitvlucht’)

vtv Ons Belang